Tineke Reijnders

‘Une forme maîtrisée pour une liberté visuelle totale. Jan van der Ploeg’, Septentrion, n° 4

 Plotseling stond er op de kade langs een zijtak van het Amsterdamse IJ een complete Jan van der Ploeg. Het driedimensionale schilderij was een overrompelend sieraad in het stadsbeeld. Eerder had de beschilderde schoenendoos de gedaante van een aardig gebouwtje met kenmerken van een landelijke vroeg-twintigste eeuwse stijl, zoals wel meer gebouwen in het voormalige havengebied dat in de afgelopen twintig jaar ingrijpend veranderd is. Het aardige gebouwtje was rond de eeuwwisseling aan alle zijden beschilderd volgens het altijd kraakheldere plan van Jan van der Ploeg. Hoewel een enkel gebouw in de buurt kon blijven staan, sprak haast vanzelf dat dit kleurrijke geschenk aan de passant niet lang bestaansrecht had. Stedenbouw en openbare schilderkunst verdragen elkaar nooit voor lange tijd.

 Jan van der Ploeg spreekt een universele taal egale kleurbanen tegen elkaar te zetten. Hij doet dat met de precisie van een horlogemaker. Tegelijk deinst hij niet terug voor grote tot soms buitenproportioneel uitgestrekte vlakken en kiest zijn kleuren met een onverschrokken vrijmoedigheid. Daarnaast schildert hij ook op canvas en draagt schilderijen van bescheidener formaat maar even right in your face opgebouwd bij aan groepstentoonstellingen. Zijn internationale reputatie ontleent hij met name aan indrukwekkende schilderingen op binnen- en buitenmuren. Het werk is attractief en helder, maar verrassend genoeg ook in ruime mate onnavolgbaar. Hoe komt het dat je zo’n tijdelijk kunstwerk op de kade direct als een Jan van der Ploeg herkent? Of de wandvullende horizontale kleurbanen in de langste gang van Museum Boijmans van Beuningen? Of de verticale banen op de intensive care afdeling van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, met 250 meter een van de omvangrijkste? Of de Wave, een compositie met ronde vormen in het kantoor van de firma Baker Botts in Houston?

 Wat aanvankelijk helpt bij de herkenning van zijn signatuur is het concrete uitgangspunt. Zoiets simpels als de greep van een verhuisdoos heeft jarenlang zijn vormenspel bepaald. Het gaat om de spleetvormige opening met afgeronde hoeken die uit het karton kan worden gedrukt tot een handgreep. Veel werken heten dan ook simpelweg GRIP. En STRIP, STAFF, BLOCKS, WALL, de laatste leest als een geabstraheerde baksteenmuur in zwart en wit. Ook 6-PACK, ontleend aan de plastic verpakking van zes blikjes frisdrank of bier, vormt een terugkerend motief met zijn typische uiteengetrokken cirkels. Jan van der Ploeg gebruikt deze elementen als positieve en als negatieve vorm. Daarmee maakt hij de restvorm even pregnant als de hoofdvorm. Het is een belangrijke pijler onder een schilderwijze die voorbijgaat aan het verschil tussen nabij en veraf. Alles is gelijkgeschakeld, zonder hiërarchie of atmosferische suggestie en dat geeft de schilderingen een onmiddellijke, onontkoombare aanwezigheid.

 Spoedig na zijn opleiding in Amsterdam (Gerrit Rietveld Academie), in Londen (Croydon College of Art) en opnieuw in Amsterdam – hij beëindigt de Rijksacademie in 1985 – exposeert de schilder werk in een gereduceerde beeldtaal, in weerwil van de in die jaren populaire figuratie. Vaak zijn het geometrische, symmetrische en soms logo-achtige vormen in zwart op een witte grond. Hij exposeert veelvuldig, vooral in ruimten die door kunstenaars worden bestierd. Vanaf de jaren tachtig onstaan deze kunstenaarsinitiatieven overal in Nederland. Het is in dit alternatieve circuit van non-profit centra dat Jan van der Ploeg zich thuis voelt. Als het toenmalige, zeer actieve kunstenaarscentrum Galerie Stelling in Leiden in het kader van het Abel Tasman jaar een uitwisseling arrangeert met kunstenaars in Nieuw Zeeland en Jan van der Ploeg erbij betrekt, ontmoet hij daar geestverwanten. Met name zijn vriendschap met Julian Dashper ontketent een reeks van ontmoetingen over en weer. In 1993 exposeren ze samen in Stelling en ruim een jaar later volgt een duo-tentoonstelling in Auckland en Wanganui. Met regelmaat wordt Van der Ploeg opnieuw naar dat continent genodigd, voor lezingen en voor deelname aan groeps- en solotentoonstellingen, ook in onder meer Sydney, Melbourne en Perth. Het vervoer van zijn schilderijen is vaak een lastige bijkomstigheid en zo gebeurt dat de kunstenaar op een goede dag voorstelt om liever dan schilderijen meebrengen, hij ter plekke een schildering op de muur wil maken. Dat blijkt hem bijzonder goed te liggen. Het is in meer opzichten praktisch. Het kwam voor dat gelijktijdig in verschillende Australische galeries of instituten een tentoonstelling van zijn werk opende. Door zijn wandschildering tevoren te ontwerpen en door studenten of assistenten uit te laten voeren kon hij aan meer dan een verzoek tegelijk tegemoet komen.

 Inmiddels heeft de schilder honderden muurschilderingen tot stand gebracht, zowel voor vrienden als voor particuliere en openbare instituten. We hebben de fotografie nodig om er een beeld van te krijgen (zie bijvoorbeeld het boek “Jan der Ploeg Wall Paintings 2005-2009”), want het merendeel is naderhand overgewit of met het gebouw verdwenen. De diversiteit is verbluffend. Iedere individuele schildering heeft een eigen karakter en focus. Deze is gericht op horizontalen, op verticalen, op zwiepende lijnbundels, op stapelingen van geometrische vormen, op diagonalen en nog veel meer. Sommige muren oefenen een dermate verpletterende visuele kracht op de toeschouwer uit, dat menige opdrachtgever, vertelt Van der Ploeg in een interview, er in eerste instantie voor terugdeinst, terwijl alles toch besloten was op basis van een overeengekomen maquette. De kwasten bewegen dan ook rücksichtslos over de wand.

 Want de kleuren en vormen mogen onderling hun eigen democratische rechtmatigheid opeisen en bijdragen aan een integraal samenspel, het hele pakket domineert wel alle bouwkundige details zoals deuren, stopcontacten, hoeken, uitstulpingen. Wat bijdraagt aan de duizeling van de beschouwer is bovendien het tuimelend effect van met name driehoeken die op hun punt staan en reusachtige pilvormen die zweven. En dan de kleuren. Het zijn er nooit meer dan hoogstens een handvol per keer, maar steeds overvallen ze je in onverwachte combinaties. Aan de keuze ligt geen conceptueel masterplan ten grondslag, al zou je dat door de feilloze ordening wel vermoeden. Nee, zegt Jan van der Ploeg daarover, ik ga zuiver intuïtief te werk. En in een interview in De Groene Amsterdammer lees ik: “Ik heb in mijn achterhoofd hoe iets werkt bij de beschouwer.” Je zou haast denken dat zijn brein in plaats van grijze massa uit een massa regenbogen bestaat.

 Zo gebruikt hij met evenveel enthousiasme zuurstokroze en herfstbruin als hardblauw en brandweerrood. Daarbij zoekt hij naar sterke contrasten en zet kleuren tegen elkaar aan die op het eerste gezicht vreemd combineren maar waarvan de dynamiek en spanning onverwoestbaar blijken. En daarin berust wellicht het raadselachtige van deze muurschilderingen, die zich niet laten relativeren tot decoratie of toegepaste kunst.

 Concrete en abstracte kunst wordt gemakkelijk met ontkenningen verbonden: non-objectief, anti-illusionistisch, zonder figuratie. Het oeuvre van Van der Ploeg is echter opvallend positief. Hij maakt onze omgeving mooier, opgewekter en zorgt voor een onbekrompen en zelfs dansante uitstraling. Je hebt voor zo’n houding moed nodig, zeker in tijden van cynisme en ironie. Er spreekt een nobele beheersing uit, ontspringend uit een onmiskenbaar genereuze drive. Nu is generositeit per definitie een basisvoorwaarde voor een goede kunstenaar, die van nature bereid is om vindingrijkheid, inzicht en schoonheid te delen. Bij Jan van der Ploeg echter is vrijgevigheid dagelijkse praktijk. Hij legt eenzelfde toewijding aan de dag bij muurschilderingen in opdracht van musea of ministeries als bij kunstenaarsinitiatieven zonder budget. Er is hem veel aan gelegen om jonge kunstenaars toe stimuleren. Zo markeerde hij de entreepartij van de Service Garage, een tijdelijk centrum in Amsterdam voor tentoonstellingen en werkruimtes, met felgekleurde vlakken nadat hij eerder, in 2007, het door dezelfde kunstenaars Frank Ammerlaan en Thijs Rijnsburger gestichte Horse Move Project Space aan een totale make-over had onderworpen. Grappig was dat dit gekraakte gebouwtje destijds naast de tijdelijke vestiging van het Stedelijk Museum bij het Centraal Station stond en dat de directie van het museum de kleine buurman niet tolereerde (zelfs aanvankelijk een proces had willen beginnen om afbraak af te dwingen) terwijl andere grote Nederlandse musea de kunstenaar juist binnenhaalden voor een wandschildering.

 Van der Ploeg is buitengewoon loyaal tegenover zijn vrienden en dat is wederzijds, ook Ammerlaan geniet inmiddels een internationale carrière en blijft Jan trouw, onder meer door te exposeren in diens PS Project Space. Want dat is een andere uiting van zijn generositeit: het bieden van een platform aan jonge collega’s. Hij begon eind jaren negentig met Galerie Y-burg in het pand Vrieshuis Amerika, een gekraakte kolos aan het IJ waarin een rijke variatie aan artistieke ondernemingen gehuisvest was tot het werd afgebroken voor de glas- en staalarchitectuur. De galerie was een professionele oase in het ruige pand, met een zorgvuldige plaatsing van kunstwerken en nauwgezette mailing. Daarop volgde PS Project Space in het eigen huis (Ploeg/Straathof) waar de familie steevast op zondagmiddagen plaats maakte voor een invasie van kunstliefhebbers. Alweer geruime tijd zit PS Projectspace in Amsterdam- Oost, in een kleine ruimte van een ateliercomplex, in een voormalige school. Er zijn veel buitenlandse kunstenaars getoond, uit onder meer Duitsland, Engeland en Australië, die grotendeels buiten het zicht van de Nederlandse kunstliefhebbers zijn gebleven, Julian Dashper, Michelle Grabner, Gerold Miller, Paul Morrison, Olivier Mosset, John Nixon, DJ Simpson, Beat Zoderer bijvoorbeeld, en Nederlandse kunstenaars als Piet Dieleman, Han Schuil en Riette Wanders. Het vijftienjarig jubileum werd in 2014 in de tweede vestiging van de Service Garage gevierd. Zo is Jan van der Ploeg als curator de centrale pleitbezorger voor vele schilders met een individuele benadering van het abstracte idioom. Wat hij aanvankelijk uit eigen beweging deed, gebeurt nu op uitnodiging van instituten. Met name in Duitsland wordt hij uitgenodigd om een tentoonstelling samen te stellen.

 In 2013 publiceerde PS Projectspace een prachtig boekje getiteld Donald Judd / Julian Dashper. Het verscheen bij een tentoonstelling waarin een stoel van Judd tegenover een aantal werken van Dashper was geplaatst. De Nieuw Zeelander had in 2001 een paar maanden in Marfa, in de door Donald Judd opgezette Chinati Foundation gewerkt. Jan van der Ploeg had hem daar opgezocht. Het boekje is een eerbetoon aan de in 2009 overleden kunstenaar die wordt beschouwd als de belangrijkste van zijn land. Je zou hem wellicht de meester van de schitterende beperking kunnen noemen, in geluidsopnamen en objecten. In een van de teksten in het boekje wordt eraan herinnerd dat de lokale cultuur en de kunstgeschiedenis altijd aanwezig zijn in zijn werk, terwijl zijn eigen aanpassingen van abstractie, conceptualisme en minimalisme volop hun internationale afkomst erkennen.

 Ook het oeuvre van Jan van der Ploeg lijkt ontsproten aan kunsthistorische stromingen waarvan hij de kieren wijd heeft weten te openen. Opgegroeid met de conceptuele Daniel Buren en Sol Lewitt neemt hij vol vitale rebellie de wijk naar een ongebreidelde vrijheid. Zijn hint naar gebruiksvormen, de grip of de 6-pack, kan gezien worden als een knipoog naar pop art, het werkt steekt daardoor af tegen Donald Judds beslissing om elke referentie buiten te sluiten. En van de transcendente waarden van de colourfield painters is in de gladde, effen acrylschilderingen al evenmin sprake. Geen pamflet, geen vooropgezette regels begeleiden dit werk. Het mag gefundeerd zijn in een klassiek-moderne erfenis, maar is uitgegroeid tot een glorieuze eigenzinnigheid. Men kan stellen dat Jan van der Ploeg zijn eigentijdse engagement bewijst door aan de haal te gaan met een volkomen visuele vrijheid. Om daar in beheerste vorm mee om te gaan.

 Tineke Reijnders